Übersetzungen für „wachten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wach·ten¹ <wachtte, h. gewacht> [wɑxtə(n)] VERB intr

1. wachten (ergens blijven; niet beginnen):

wachten

warten

dat wacht wel [o. dat kan wel wachten]

das kann warten

2. wachten (afwachten):

wachten

(ab)warten

wachten

harren form

het wachten is op …

wir warten auf +Akk …

wachten met eten

mit dem Essen warten

wachten op een goede gelegenheid

eine gute Gelegenheit abwarten

wachten op de dingen die komen gaan

der Dinge harren, die da kommen (sollen) form

de beslissing laat nog op zich wachten

die Entscheidung steht noch aus

wachten tot je een ons weegt übtr

warten, bis man schwarz wird ugs

3. wachten (in het vooruitzicht staan):

wachten

zu erwarten sein

wachten

bevorstehen

de vinder wacht een beloning

dem Finder steht eine Belohnung in Aussicht

te wachten staan

zu erwarten sein

hem staat nog wat te wachten!

ihm steht noch etw bevor!

de dader wacht een straf

dem Täter droht eine Strafe

wach·ten² <wachtte zich, h. zich gewacht> [wɑxtə(n)] VERB wk ww

wachten zich wachten (oppassen):

wachten

sich hüten

wachten

sich in Acht nehmen

zich ervoor wachten dat te doen

sich hüten, das zu tun

wacht u voor de hond!

Vorsicht, bissiger Hund!

wacht u voor zakkenrollers!

vor Taschendieben wird gewarnt!

Beispielsätze für wachten

het wachten is op …

wir warten auf +Akk …

wachten met eten

mit dem Essen warten

te wachten staan

zu erwarten sein

wachten op een goede gelegenheid

eine gute Gelegenheit abwarten

aan [o. voor ] het loket wachten

am Schalter warten

zich ervoor wachten dat te doen

sich hüten, das zu tun

wachten tot je een ons weegt übtr

warten, bis man schwarz wird ugs

hem staat nog wat te wachten!

ihm steht noch etw bevor!

ze staat al een uur te wachten

sie wartet bereits eine Stunde

met smart op iets/iem wachten

etw/jdn sehnsüchtig erwarten

daar kun je nog lang op wachten

darauf kannst du lange warten

wachten tot er zich een gelegenheid voordoet

warten, bis sich eine Gelegenheit bietet

de beslissing laat nog op zich wachten

die Entscheidung steht noch aus

wachten op de dingen die komen gaan

der Dinge harren, die da kommen (sollen) form

dat wacht wel [o. dat kan wel wachten]

das kann warten

ik geef er de voorkeur aan, te wachten

ich ziehe es vor, zu warten

een voorproefje van wat ons nog te wachten staat

ein kleiner Vorgeschmack dessen, was uns noch bevorsteht