Übersetzungen für „abbruchunternehmerin“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈBau·un·ter·neh·mer(in) SUBST m(f)

Bauunternehmer(in)

aannemer(aanneemster) m (f)

ˈSub·un·ter·neh·mer(in) SUBST m(f)

Subunternehmer(in)

onderaannemer

Subunternehmer(in) abw

koppelbaas

ˈBau·un·ter·neh·men SUBST nt

1. Bauunternehmen (Baubetrieb):

Bauunternehmen

bouwbedrijf

Bauunternehmen

aannemersbedrijf nt

2. Bauunternehmen (Bauprojekt):

Bauunternehmen

bouwproject

ˈFuhr·un·ter·neh·men SUBST nt

Fuhrunternehmen

vervoersonderneming

Fuhrunternehmen

transportbedrijf nt

ˈGroß·un·ter·neh·men SUBST nt

Großunternehmen

grote onderneming

Großunternehmen

grootbedrijf

her·ˈun·ter·neh·men VERB trans unreg

herunternehmen

omlaag doen

herunternehmen

wegnemen

ˈun·ter·neh·men¹ VERB trans unreg ugs

unternehmen

onder de armen grijpen

unternehmen

een arm geven

ˈab·bruch·reif ADJ CH (baufällig)

abbruchreif

rijp voor de sloop

un·ter·ˈneh·me·risch [ʊntɐˈneːmərɪʃ] ADJ

1. unternehmerisch:

unternehmerisch

ondernemers-

unternehmerisch

ondernemings-

2. unternehmerisch:

unternehmerisch

als een ondernemer

unternehmerisch

zakelijk

Un·ter·ˈneh·mer(in) <Unternehmers, Unternehmer> [ʊntɐˈneːmɐ] SUBST m(f)

Unternehmer(in)

ondernemer(onderneemster) m (f)

Un·ter·ˈneh·men <Unternehmens, Unternehmen> [ʊntɐˈneːmən] SUBST nt WIRTSCH

Unternehmen (Vorhaben) (Betrieb)

onderneming

ein Unternehmen durchführen

een onderneming uitvoeren

un·ter·ˈneh·mend [ʊntɐˈneːmənt] ADJ

unternehmend

ondernemend

Trans·ˈport·un·ter·neh·mer (-unternehmerin) SUBST m (f)

Transportunternehmer (-unternehmerin)

transportondernemer(transportonderneemster) m (f)

Transportunternehmer (-unternehmerin)

transporteur(vrachtrijdster) m (f)