Übersetzungen für „ablernen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈab·leh·nen VERB trans

1. ablehnen:

ablehnen (zurückweisen)

afwijzen

ablehnen (zurückweisen)

weigeren

ablehnen (nein sagen)

bedanken voor

ablehnen (nein sagen)

afslaan

etw glatt ablehnen

iets beslist weigeren [o. van de hand wijzen]

mit Dank ablehnen

bedanken voor

2. ablehnen (missbilligen):

ablehnen

afwijzend staan tegenover

ablehnen

niet erkennen

ˈan·ler·nen VERB trans

1. anlernen:

anlernen

opleiden

anlernen

inwerken

anlernen

instrueren

ein angelernter Arbeiter

een halfgeschoold arbeider

2. anlernen:

anlernen

aanleren

anlernen

eigen maken

ˈab·leug·nen VERB trans

ableugnen

ontkennen

ableugnen

loochenen

ˈaus·ler·nen VERB intr

auslernen

zijn leertijd beëindigen

man lernt (im Leben) nie aus Sprichw

men is nooit uitgeleerd