Übersetzungen für „andampfend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈan·kämp·fen VERB intr

ankämpfen

vechten

ankämpfen

strijden

ankämpfen

weerstand bieden

gegen den Wind ankämpfen

tegen de wind vechten [o. optornen]

ˈan·dau·ernd ADJ

andauernd

aanhoudend

andauernd

voortdurend

andauernd

ononderbroken

ver·ˈdamp·fen² [fɛɐ̯ˈdampfn̩] VERB trans

verdampfen

verdampen

ˈstamp·fen¹ [ˈʃtam͜pfn̩] VERB intr a. NAUT

stampfen (aufstampfen)

stampen

stampfen (aufstampfen)

stampvoeten

stampfen (aufstampfen)

klossen

stampfen (aufstampfen)

zwaar stappen

mit den Füßen stampfen

stampvoeten

ˈkramp·fen¹ [ˈkram͜pfn̩] VERB intr (einen Krampf haben)

krampfen

(in kramp) samentrekken

krampfen

samenkrimpen

krampfen

ineenkrimpen

mein Fuß krampft

ik heb een kramp in mijn voet

ˈRad·damp·fer SUBST m

Raddampfer

raderboot

ˈab·kämp·fen VERB refl

abkämpfen

zich afmatten

abkämpfen

zich uitputten

ˈOze·an·damp·fer SUBST m

Ozeandampfer

oceaanstomer

ˈna·se·rümp·fend ADJ

naserümpfend

met opgetrokken neus

ˈan·dau·ern VERB intr

andauern

(blijven) (voort)duren

andauern

(blijven) aanhouden

be·ˈkämp·fen VERB trans

1. bekämpfen (gegen etw angehen):

bekämpfen

bestrijden

bekämpfen

strijden tegen

bekämpfen

ingaan tegen

2. bekämpfen (gegen jdn/etw kämpfen):

bekämpfen

bevechten

er·ˈkämp·fen [-ˈkɛm͜pfn̩] VERB trans

erkämpfen

bevechten

erkämpfen

behalen