Übersetzungen für „aufdatierend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

da·ˈtie·ren¹ [daˈtiːrən] VERB intr

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

bestaan

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

afkomstig zijn

die Vase datiert aus dem 2. Jahrhundert

de vaas stamt uit de 2e eeuw

ˈvor·da·tie·ren [ˈfoːɐ̯datiːrən] VERB trans

vordatieren

postdateren

ˈnach·da·tie·ren VERB trans

nachdatieren

antedateren

nachdatieren

antidateren

vor·ˈaus·da·tie·ren VERB trans

vorausdatieren

postdateren

ˈauf·dre·hen¹ VERB intr

1. aufdrehen ugs (beschleunigen):

aufdrehen

het tempo opvoeren

aufdrehen

gas geven

2. aufdrehen ugs (loslegen):

aufdrehen

in de (goede) stemming komen

3. aufdrehen NAUT:

aufdrehen

opdraaien

aufdrehen

dwars gaan liggen

ˈauf·don·nern VERB refl ugs abw

aufdonnern

zich opdirken

gra·ˈvie·rend [graˈviːrənt] ADJ

1. gravierend (belastend):

gravierend

belastend

gravierend

verzwarend

2. gravierend (ernsthaft):

gravierend

ernstig

gravierend

zwaarwegend

ˈrück·da·tie·ren VERB trans

rückdatieren

antidateren

zu·ˈrück·da·tie·ren¹ VERB intr

zurückdatieren

afkomstig zijn van

zurückdatieren

zijn oorsprong vinden in

zurückdatieren

stammen uit

ˈAuf·wärts·trend SUBST m

Aufwärtstrend

opwaartse trend

Aufwärtstrend

stijgende lijn

ˈauf·de·cken¹ VERB intr (den Tisch decken)

aufdecken

(de tafel) dekken

ˈauf·drän·gen¹ VERB trans

aufdrängen

opdringen

jdm seine Freundschaft/Güter/eine Meinung aufdrängen

iem zijn vriendschap/goederen/een mening opdringen

ˈauf·dru·cken VERB trans

aufdrucken

opdrukken

einen Stempel auf einen Brief aufdrucken

een stempel op een brief drukken [o. zetten]

ˈauf·drü·cken¹ VERB intr

1. aufdrücken (auf einen Türöffner drücken):

aufdrücken

(de deur) openen [o. opendoen]

2. aufdrücken (drücken):

aufdrücken

drukken