Übersetzungen für „ausrahmen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈaus·räu·men VERB trans

1. ausräumen (leer räumen):

ausräumen

(uit)ruimen

ausräumen

ontruimen

ausräumen

leegmaken

2. ausräumen (herausräumen):

ausräumen

naar buiten brengen

Bücher aus dem Regal ausräumen

boeken uit het rek halen [o. (weg)nemen]

3. ausräumen (plündern):

ausräumen

leegroven

ausräumen

leegplunderen

die Kasse ausräumen

de kas leegroven

4. ausräumen übtr (beseitigen):

ausräumen

uit de weg ruimen

Missverständnisse ausräumen

misverstanden uit de weg ruimen

ˈab·rah·men VERB trans übtr

abrahmen

afromen

um·ˈrah·men [ʊmˈraːmən] VERB trans

umrahmen

omlijsten

umrahmen übtr a.

encadreren

umrahmen übtr a.

omgeven

ˈaus·ras·ten VERB intr

1. ausrasten TECH (herausspringen):

ausrasten

(los)springen

aus der Halterung ausrasten

uit de houder losspringen

2. ausrasten ugs scherzh (wild werden):

ausrasten

uit zijn vel springen

ˈaus·rau·ben VERB trans

1. ausrauben:

ausrauben

leegroven

ausrauben

leegplunderen

2. ausrauben:

ausrauben

(van alles) beroven

einen Passanten ausrauben

een voorbijganger beroven

ˈaus·neh·men¹ VERB trans unreg

1. ausnehmen:

ausnehmen (heraus nehmen)

(er) uitnemen

ausnehmen (wegnehmen)

(weg)nemen

ausnehmen (wegnehmen)

verwijderen

ausnehmen (wegnehmen)

uithalen

ein Verbrechernest ausnehmen A übtr (erkennen, ausheben)

een misdadigersnest oprollen

2. ausnehmen (ausweiden):

ausnehmen

uitnemen

ausnehmen

uithalen

ausnehmen

schoonmaken

die Eingeweide ausnehmen

de ingewanden uitnemen

3. ausnehmen ugs abw (viel Geld abnehmen):

ausnehmen

plukken

ausnehmen

afzetten

jdn beim Spiel ausnehmen

iem bij het spel plukken [o. afzetten]

4. ausnehmen ugs abw (ausfragen, aushorchen):

ausnehmen

uitvragen

ausnehmen

uithoren

5. ausnehmen geh (ausschließen):

ausnehmen

uitzonderen

ausnehmen

uitsluiten

ich nehme ihn/mich nicht aus

ik maak voor hem/voor mijzelf geen uitzondering

bitte nimm mich da von aus!

laat mij daar alsjeblieft buiten!