Übersetzungen für „beschiffen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

be·ˈschaf·fen¹ ADJ

beschaffen

geaard

beschaffen

van die aard

beschaffen

zo

wie ist es mit deinem Zustand beschaffen?

hoe is het met jouw toestand gesteld?

be·ˈschimp·fen VERB trans

beschimpfen

uitschelden

beschimpfen

beledigen

beschimpfen

beschimpen

als Lügner beschimpfen

voor leugenaar uitmaken

ver·ˈschif·fen VERB trans

verschiffen

verschepen

verschiffen

per schip verzenden

ge·ˈschlif·fen¹ [gəˈʃlɪfn̩] ADJ

1. geschliffen (geschärft):

geschliffen

geslepen

2. geschliffen übtr (kultiviert):

geschliffen

gepolijst

geschliffen

gecultiveerd

3. geschliffen übtr (scharfzüngig):

geschliffen

scherp

ˈschif·fen¹ [ˈʃɪfn̩] VERB intr

1. schiffen ugs (urinieren):

schiffen

zeiken

schiffen

pissen

2. schiffen veraltet (auf dem Meer):

schiffen

varen

be·ˈschie·ßen VERB trans unreg

1. beschießen (mit Munition):

beschießen

beschieten

beschießen

bestoken

2. beschießen PHYS (Atomkerne):

beschießen

bombarderen

be·ˈschis·sen ADJ vulg

beschissen

rot

beschissen

klote-

beschissen

miserabel

beschissen

belabberd