Übersetzungen für „delegationsteilnehmer“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈTa·gungs·teil·neh·mer(in) SUBST m(f)

1. Tagungsteilnehmer:

Tagungsteilnehmer(in)

congresganger(congresgangster) m (f)

Tagungsteilnehmer(in)

deelnemer aan een congres(deelneemster aan een congres) m (f)

2. Tagungsteilnehmer:

Tagungsteilnehmer(in)

deelnemer aan een vergadering [o. zitting] (deelneemster aan een vergadering) m (f)

Ver·ˈsuchs·teil·neh·mer(in) SUBST m(f)

Versuchsteilnehmer(in)

testdeelnemer(testdeelneemster) m (f)

Ver·ˈkehrs·teil·neh·mer(in) SUBST m(f)

Verkehrsteilnehmer(in)

verkeersdeelnemer(verkeersdeelneemster) m (f)

Ge·ˈsprächs·teil·neh·mer SUBST m

Gesprächsteilnehmer

deelnemer aan het gesprek

Gesprächsteilnehmer

gesprekspartner

Re·le·ga·ti·ˈons·spiel SUBST nt SPORT

Relegationsspiel

promotie-degradatiewedstrijd

Relegationsspiel

nacompetitie

ˈKurs·teil·neh·mer(in) SUBST m(f)

Kursteilnehmer(in)

cursist(cursiste) m (f)

Kursteilnehmer(in)

cursusdeelnemer(cursusdeelneemster) m (f)

ˈFern·sprech·teil·neh·mer(in) SUBST m(f) geh

Fernsprechteilnehmer(in)

telefoonabonnee m en f

ˈGei·sel·neh·mer(in) SUBST m(f)

Geiselnehmer(in)

gijzelnemer(gijzelneemster) m (f)

Geiselnehmer(in)

gijzelhouder(gijzelhoudster) m (f)

Geiselnehmer(in) ugs

gijzelaar(gijzelaarster) m (f)