Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für „dossierend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch (Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

do·ˈsie·ren: Transitives Verb
glos·ˈsie·ren: Transitives Verb
kas·ˈsie·ren: Transitives Verb
mas·ˈsie·ren: Transitives Verb
pas·ˈsie·ren: Intransitives Verb
dres·ˈsie·ren: Transitives Verb
ad·res·ˈsie·ren: Transitives Verb
fo·kus·ˈsie·ren: Transitives Verb
Dos·ˈsier: Nomen
gra·ˈvie·rend: Adjektiv und Adverb
Do·ˈsie·rung: Nomen
gras·ˈsie·ren: Intransitives Verb
klas·ˈsie·ren: Transitives Verb
plis·ˈsie·ren: Transitives Verb
pres·ˈsie·ren: Intransitives Verb
tras·ˈsie·ren: Transitives Verb

Meintest du vielleicht: dosieren , dressieren , passieren , massieren , kassieren , glossieren , fokussieren , adressieren , trassieren , pressieren , plissieren , klassieren , grassieren , Dosierung , gravierend und Dossier

do·ˈsie·ren [doːˈziːrən] VERB trans

glos·ˈsie·ren [glɔˈsiːrən] VERB trans

1. glossieren:

(be)commentariëren

kanttekeningen plaatsen (bij)

2. glossieren:

spottende [o. stekelige] opmerkingen maken (over)

3. glossieren LING:

kas·ˈsie·ren [kaˈsiːrən] VERB trans

1. kassieren FIN (abrechnen):

incasseren ook fig.

innen

der Kellner hat bei allen Gäste kassiert

de kelner heeft bij alle gasten afgerekend

2. kassieren ugs (einverleiben):

in de wacht slepen

die großen Betriebe kassieren die kleinen

de grote bedrijven slokken de kleine op

3. kassieren ugs (vorübergehend wegnehmen/einsperren):

mas·ˈsie·ren [maˈsiːrən] VERB trans

1. massieren:

2. massieren MILIT:

eine massierte Abwehr SPORT

een versterkte verdediging

pas·ˈsie·ren¹ [paˈsiːrən] VERB intr

1. passieren:

passieren (sich ereignen)

passieren (stattfinden)

2. passieren (zustoßen):

es passiert Ihnen nichts

er overkomt u niets

dres·ˈsie·ren [drɛˈsiːrən] VERB trans

1. dressieren:

2. dressieren GASTRO:

3. dressieren (Industrie):

in een vorm brengen

einen Filzhut dressieren

een vilten hoed (door stoom) in een vorm brengen

ad·res·ˈsie·ren [adrɛˈsiːrən] VERB trans

adressieren

fo·kus·ˈsie·ren [fokʊˈsiːrən] VERB trans

1. fokussieren PHYS:

fokussieren

2. fokussieren FOTO:

fokussieren

scherp instellen

3. fokussieren PHYS:

fokussieren

stralen bundelen

Dos·ˈsier <Dossiers, Dossiers> [dɔˈsi̯eː] SUBST nt

dossier nt

gra·ˈvie·rend [graˈviːrənt] ADJ

1. gravierend (belastend):

2. gravierend (ernsthaft):

Do·ˈsie·rung <Dosierung, Dosierungen> [-rʊŋ] SUBST f

gras·ˈsie·ren [graˈsiːrən] VERB intr

grassieren (sich verbreiten)

grassieren (sich verbreiten)

grassieren (um sich greifen)

om zich heen grijpen

klas·ˈsie·ren [klaˈsiːrən] VERB trans

plis·ˈsie·ren [plɪˈsiːrən] VERB trans (Kleidung)

pres·ˈsie·ren¹ [prɛˈsiːrən] VERB intr A südd CH (dringlich sein)

spoedeisend zijn

die Angelegenheit pressiert

er is haast bij die zaak

tras·ˈsie·ren [traˈsiːrən] VERB trans

1. trassieren (vorzeichnen, entwerfen):

2. trassieren FIN (Wechsel):

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski