Übersetzungen für „einbandleinen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈan·lei·nen [ˈanl͜ainən] VERB trans

1. anleinen:

anleinen

aan de lijn doen

2. anleinen:

anleinen

vastbinden

ˈein·bal·sa·mie·ren VERB trans

einbalsamieren

balsemen

sich einbalsamieren lassen können scherzh

nergens voor deugen

ˈein·bän·dig ADJ VERLAG

einbändig

in één band

einbändig

eendelig

ˈein·bau·en VERB trans

1. einbauen (installieren):

einbauen

inbouwen

2. einbauen ugs (einfügen):

einbauen

inpassen

einbauen

(zinvol) invoegen

einen Spieler in die Mannschaft einbauen SPORT ugs

een speler in het elftal inpassen

ˈsack·lei·nen ADJ

sackleinen

van zaklinnen

ˈSack·lei·nen <Sackleinens> SUBST nt kein Pl

Sackleinen

zak(ken)linnen

Sackleinen

zakkengoed

ˈein·bei·nig [ˈ͜ainb͜ainɪç] ADJ

einbeinig

met (maar) één been

einbeinig

eenbenig

ˈein·beu·len¹ VERB trans

einbeulen

indeuken

ˈein·bie·gen³ VERB refl

einbiegen

inbuigen

einbiegen

doorbuigen

einbiegen

krombuigen

einbiegen

kromtrekken

ˈein·bil·den VERB refl

1. einbilden (fälschlicherweise glauben):

einbilden

zich inbeelden

einbilden

zich aanpraten

einbilden

ten onrechte denken

2. einbilden (stolz sein):

einbilden

zich verbeelden

einbilden

zich laten voorstaan

sich Dat viel auf etw/jdn einbilden

zich op iets/iem laten voorstaan

sich Dat viel auf etw/jdn einbilden

een hoge dunk van iets/iem hebben

was bildest du dir eigentlich ein? ugs

wat verbeeld jij je eigenlijk [o. wat denk je eigenlijk] wel?

sich Dat viel einbilden

zich veel verbeelden

sich Dat viel einbilden

een hoge dunk van zichzelf hebben

ˈein·bet·ten VERB trans a. übtr

einbetten

inbedden

einbetten TECH

inlaten

einbetten TECH

verzinken