Übersetzungen für „gauleiterin“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈBau·lei·ter(in) SUBST m(f)

Bauleiter(in)

bouwcoördinator(bouwcoördinatrice) m (f)

Bauleiter(in)

hoofdopzichter(hoofdopzichtster) m (f)

ˈAr·bei·te·rin <Arbeiterin, Arbeiterinnen> SUBST f

1. Arbeiterin (Frau):

Arbeiterin

arbeidster

Arbeiterin

werkster

2. Arbeiterin BIO:

Arbeiterin

werkster

Cho·les·te·ˈrin <Cholesterins> [çolɛsteˈriːn] SUBST nt kein Pl

Cholesterin

cholesterol

ˈzu·lei·ten VERB trans geh

zuleiten (zufließen lassen)

toevoeren

zuleiten (zufließen lassen)

aanvoeren

zuleiten (übermitteln)

doen toekomen

zuleiten (übermitteln)

toezenden

jdm einen Brief zuleiten

iem een brief sturen [o. doen toekomen]