Übersetzungen für „ibrik“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Fa·ˈbrik <Fabrik, Fabriken> [faˈbriːk] SUBST f

1. Fabrik:

Fabrik

fabriek ook fig.

Fabrik

bedrijf nt

in der Fabrik arbeiten ugs

in de fabriek werken

2. Fabrik:

Fabrik

fabriek(sgebouw)

3. Fabrik:

Fabrik

fabriek(spersoneel)

Ru·ˈbrik <Rubrik, Rubriken> [ruˈbriːk] SUBST f

Rubrik

rubriek

ˈLy·rik <Lyrik> [ˈlyːrɪk] SUBST f kein Pl

Lyrik

lyriek

Lyrik

lyrische poëzie

ˈüb·rig [ˈyːbrɪç] ADJ

1. übrig (alles andere):

übrig

overig

alles Übrige

al het overige

im Übrigen

voor het overige

im Übrigen

overigens

die übrige Welt

de rest van de wereld

2. übrig (restlich):

übrig

over

übrig

overblijvend

übrig

overschietend

etw übrig behalten

iets overhouden

übrig bleiben

overblijven

jdm etw übrig lassen

iets voor iem overlaten

übrig sein

over zijn

ein Übriges tun

meer dan het nodige doen

ein Übriges tun

iets extra's doen