Übersetzungen für „klimatechnikerin“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

kli·ma·ti·ˈsie·ren [klimatiˈziːrən] VERB trans

klimatisieren

klimatiseren

ˈTon·tech·ni·ker(in) SUBST m(f)

Tontechniker(in)

geluidstechnicus(geluidstechnica) m (f)

Py·ro·ˈtech·ni·ker [-ˈtɛçnikɐ] SUBST m

Pyrotechniker

pyrotechnicus

Pyrotechniker

vuurwerkmaker

ˈZahn·tech·ni·ker(in) SUBST m(f)

Zahntechniker(in)

tandtechnicus(tandtechnica) m (f)

Zahntechniker(in)

tandheelkundige m en f

ˈTech·ni·ker(in) <Technikers, Techniker> [ˈtɛçnikɐ] SUBST m(f) (Fachmann der Technik)

Techniker(in)

technicus(technica) m (f)

Kli·ma·ti·ˈsie·rung [klimatiˈziːrʊŋ] SUBST f

Klimatisierung

klimaatregeling

Klimatisierung

airconditioning

ˈKli·ma·wech·sel SUBST m

1. Klimawechsel (aus gesundheitl. Gründen):

Klimawechsel

klimaatwisseling

Klimawechsel

klimaatverandering

2. Klimawechsel übtr:

Klimawechsel

verandering van sfeer [o. klimaat] nt

ˈkli·ma·scho·nend ADJ (mit geringem/ohne CO2-Ausstoß)

klimaschonend

klimaatvriendelijk

ˈKli·ma·schüt·zer(in) SUBST m(f)

Klimaschützer(in)

milieuactivist(milieuactiviste) m (f)