Übersetzungen für „minierfliege“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Ge·ˈwit·ter·flie·ge SUBST f

Gewitterfliege

donderbeestje

Gewitterfliege

onweersbeestje

Gewitterfliege

onweersvliegje

ˈEin·tags·flie·ge SUBST f

1. Eintagsfliege ZOOL:

Eintagsfliege

eendagsvlieg

2. Eintagsfliege ugs (etw von kurzer Dauer):

Eintagsfliege

eendagsvlieg

ˈStu·ben·flie·ge SUBST f

Stubenfliege

kamervlieg

ver·ˈflie·gen² [fɛɐ̯ˈfliːgn̩] VERB refl unreg

verfliegen

verkeerd vliegen

über·ˈflie·gen [yːbɐˈfliːgn̩] VERB trans unreg

1. überfliegen AERO:

überfliegen

vliegen over

überfliegen

overvliegen

2. überfliegen übtr (flüchtig ansehen):

überfliegen

vluchtig doornemen

ˈSchmeiß·flie·ge [ˈʃm͜aisfliːgə] SUBST f

Schmeißfliege

(blauwe) vleesvlieg

Schmeißfliege

bromvlieg

ˈFrucht·flie·ge SUBST f

Fruchtfliege

fruitvlieg

Fruchtfliege

bananenvlieg

ˈStech·flie·ge SUBST f

Stechfliege

steekvlieg

mi·ni·ˈmie·ren [miniˈmiːrən] VERB trans geh

minimieren (auf ein Minimum reduzieren)

tot een minimum terugbrengen

minimieren (auf ein Minimum beschränken)

op het minimum vastleggen

minimieren (minimalisieren)

minimaliseren

mi·nis·te·ri·ˈell [ministeˈri̯ɛl] ADJ

ministeriell

ministerieel

zer·ˈflie·ßen VERB intr unreg (sich verflüssigen)

zerfließen

vervloeien

zerfließen

vervliegen

zerfließen

(weg)smelten

das Eis zerfloss

het ijs smolt (weg)

die Grenzen zerfließen

de grenzen vervagen

vor Freundlichkeit zerfließen übtr

overvloeien van vriendelijkheid

ˈüber·flie·ßen¹ VERB intr unreg

1. überfließen:

überfließen

overlopen ook fig.

überfließen

overvloeien

2. überfließen übtr:

überfließen

overgaan

überfließen

overlopen

überfließen

vloeien

ˈan·flie·gen¹ VERB intr unreg

1. anfliegen:

anfliegen

aanvliegen

anfliegen

aanrennen

anfliegen

aansnellen

angeflogen kommen

komen aanvliegen

2. anfliegen übtr:

anfliegen

aanwaaien

3. anfliegen übtr:

anfliegen

(plots) overvallen