Übersetzungen für „nektieren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

an·nek·ˈtie·ren [anɛkˈtiːrən] VERB trans

annektieren

inlijven

annektieren

annexeren

flek·ˈtie·ren¹ [flɛkˈtiːrən] VERB intr LING

flektieren

flecteren

pak·ˈtie·ren [pakˈtiːrən] VERB intr

1. paktieren (Absprachen treffen):

paktieren

pacteren

2. paktieren (sich verbünden):

paktieren

gemene zaak maken

paktieren

heulen

tak·ˈtie·ren [takˈtiːrən] VERB intr

taktieren

tactisch te werk gaan

taktieren

tactisch opereren

dik·ˈtie·ren [dɪkˈtiːrən] VERB trans

diktieren

dicteren

diktieren

voorschrijven

das Tempo diktieren

het tempo bepalen

ein diktierter Vertrag

een opgelegd [o. opgedrongen] verdrag

no·ˈtie·ren¹ [noˈtiːrən] VERB intr

notieren WIRTSCH, FIN (schreiben)

genoteerd worden

der Euro notierte zum Vortageskurs

de euro stond hetzelfde als de dag tevoren genoteerd

se·lek·ˈtie·ren [zelɛkˈtiːrən] VERB trans

selektieren

selecteren