Übersetzungen für „organisationschef“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

or·ga·ni·sa·ˈto·risch [-zaˈtoːrɪʃ] ADJ

organisatorisch

organisatorisch

Or·ga·ni·sa·ti·ˈon¹ <Organisation> [ɔrganizaˈ͜tsi̯oːn] SUBST f kein Pl

Organisation

organisatie

Organisation

het organiseren

or·ˈgas·tisch [-tɪʃ] ADJ

orgastisch

orgastisch

Or·ga·ni·ˈsa·tor(in) <Organisators, Organisatoren> [ɔrganiˈzaːtɔr, -toːɐ̯, -zaˈtoːrən] SUBST m(f)

Organisator(in)

organisator(organisatrice) m (f)

Organisator(in)

iem die organiseert

or·ˈga·nisch [ɔrˈgaːnɪʃ] ADJ

organisch

organisch

organisch

een orgaan betreffend

ein organisches Leiden

een kwaal aan een orgaan

or·ga·ni·ˈsie·ren¹ [ɔrganiˈziːrən] VERB trans ugs (unrechtmäßig beschaffen, systematisch vorbereiten)

organisieren

organiseren