Übersetzungen für „paukal“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈsau·kalt ADJ ugs

saukalt

beestachtig koud

ˈpau·ken¹ [ˈp͜aukn̩] VERB intr

1. pauken:

pauken

pauken

pauken

op de pauken slaan

2. pauken ugs:

pauken

slaan

pauken

beuken

3. pauken ugs:

pauken

blokken

pauken

vossen

4. pauken (Studenten):

pauken

schermen

kau·ˈsal [k͜auˈzaːl] ADJ geh

kausal

causaal

kausal

oorzakelijk

pau·ˈschal [p͜auˈʃaːl] ADJ

1. pauschal FIN:

pauschal

alles inbegrepen

pauschal

all-in

pauschal (allgemein)

globaal

die Reise kostet pauschal 500 Euro

de reis kost alles bij elkaar 500 euro

2. pauschal (abgerundet):

pauschal

afgerond

3. pauschal übtr (undifferenziert):

pauschal

ongenuanceerd

pauschal

globaal

ra·di·ˈkal [radiˈkaːl] ADJ

radikal

radicaal

ˈPau·ke <Pauke, Pauken> [ˈp͜aukə] SUBST f

1. Pauke:

Pauke

pauk

Pauke

keteltrom

auf die Pauke hauen ugs übtr (ausgelassen feiern, angeben)

veel praatjes hebben

auf die Pauke hauen ugs übtr (ausgelassen feiern, angeben)

de bloemetjes buitenzetten

jdn mit Pauken und Trompeten empfangen ugs übtr

iem met veel eerbetoon ontvangen

mit Pauken und Trompeten durchfallen ugs übtr

zakken als een baksteen

2. Pauke ugs übtr (Rüffel, Verweis):

Pauke

uitbrander

Pauke

strafrede

ˈPau·ker(in) <Paukers, Pauker> [ˈp͜aukɐ] SUBST m(f)

1. Pauker:

Pauker(in)

paukenist(paukeniste) m (f)

2. Pauker ugs abw:

Pauker(in)

schoolmeester(schoolmeesteres) m (f)

Pauker(in) (für Studenten)

repetitor m en f

ˈpau·sen [ˈp͜auzn̩] VERB trans FOTO

pausen

calqueren

pausen

een kopie maken

Lo·ˈkal <Lokals, Lokale> [loˈkaːl] SUBST nt

1. Lokal (Gaststätte):

Lokal

gelegenheid

Lokal

zaak

Lokal

café nt

ein gepflegtes Lokal

een nette [o. keurige] zaak

2. Lokal (Ort, Raum):

Lokal

lokaal nt

Po·ˈkal <Pokals, Pokale> [poˈkaːl] SUBST m

1. Pokal (Trinkbecher):

Pokal

bokaal

2. Pokal SPORT:

Pokal

beker

3. Pokal SPORT (Wettkampf) kein Pl:

Pokal

bekercompetitie

im Pokal ausscheiden

voor de cup [o. de bekercompetitie] uitgeschakeld worden [o. zijn]

Vo·ˈkal <Vokals, Vokale> [voˈkaːl] SUBST m

Vokal

vocaal

Vokal

klinker

lo·ˈkal [loˈkaːl] ADJ

1. lokal:

lokal

plaatselijk

lokal

lokaal

lokal

ter plaatse

2. lokal LING:

eine lokale Umstandsbestimmung

een bijwoordelijke bepaling van plaats

vo·ˈkal [voˈkaːl] ADJ MUS

vokal

vocaal

ˈPar·ka <Parka(s), Parkas> [ˈparka] SUBST m nt f

Parka

parka