Übersetzungen für „präokkupieren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ok·ku·ˈpie·ren [-ˈpiːrən] VERB trans

okkupieren

occuperen

okkupieren

bezetten

okkupieren

bezit nemen van

prak·ti·ˈzie·ren² [praktiˈ͜tsiːrən] VERB trans

1. praktizieren (in die Praxis umsetzen):

praktizieren

in praktijk brengen

praktizieren

uitvoeren

praktizieren

in de praktijk gebruiken

ein praktizierender Katholik

een praktiserend katholiek

2. praktizieren ugs (gelangen lassen):

praktizieren

prakkeseren

jdm etw ins Essen praktizieren

iem iets in z'n eten stoppen

tou·ˈpie·ren [tuˈpiːrən] VERB trans (von Haaren)

toupieren

touperen

prä·lu·ˈdie·ren [prɛluˈdiːrən] VERB intr MUS

präludieren

preluderen

pa·ˈpie·ren [paˈpiːrən] ADJ

1. papieren:

papieren

papieren

papieren

van papier

2. papieren übtr:

papieren

dor

papieren

saai

papieren

droog

dra·ˈpie·ren [draˈpiːrən] VERB trans

1. drapieren:

drapieren

draperen

drapieren

in plooien leggen

2. drapieren:

drapieren

draperen

drapieren

versieren

frap·ˈpie·ren [fraˈpiːrən] VERB trans

1. frappieren geh (überraschen):

frappieren

treffen

frappieren

frapperen

frappieren

verbazen

2. frappieren geh fachspr:

frappieren

frapperen

frappieren

in ijs zetten

frappieren

laten afkoelen

prak·ti·fi·ˈzie·ren [praktifiˈ͜tsiːrən] VERB trans geh

praktifizieren

in praktijk brengen

praktifizieren

realiseren

prä·ˈmie·ren [prɛˈmiːrən] VERB trans

prämieren → prämiieren

Siehe auch: prämiieren

prä·mi·ˈie·ren [prɛmiˈiːrən] VERB trans

prämiieren

bekronen

prämiieren

een prijs toekennen aan

prä·mi·ˈie·ren [prɛmiˈiːrən] VERB trans

prämiieren

bekronen

prämiieren

een prijs toekennen aan

prä·sen·ˈtie·ren¹ [prɛzɛnˈtiːrən] VERB trans

1. präsentieren geh (anbieten):

präsentieren

presenteren

präsentieren

aanbieden

präsentieren

aanreiken

2. präsentieren (vorstellen):

präsentieren

presenteren

präsentieren

voorstellen

prä·pa·ˈrie·ren¹ [prɛpaˈriːrən] VERB trans

1. präparieren geh (vorbereiten):

präparieren

prepareren

präparieren

voorbereiden

2. präparieren geh (bearbeiten):

präparieren

prepareren

präparieren

voorbewerken

3. präparieren (konservieren):

präparieren BIO, MED

prepareren

präparieren BIO, MED

opzetten

4. präparieren:

präparieren BIO, MED (für eine Untersuchung)

prepareren

präparieren (zerlegen, sezieren)

ontleden

prä·si·ˈdie·ren [prɛziˈdiːrən] VERB intr CH

präsidieren

presideren

präsidieren

voorzitten

prä·zi·ˈsie·ren [prɛ͜tsiˈziːrən] VERB trans geh

präzisieren

preciseren

prä·do·mi·ˈnie·ren [prɛdomiˈniːrən] VERB intr geh

prädominieren

predomineren

prädominieren

overheersen

ka·ˈpie·ren [kaˈpiːrən] VERB trans ugs

kapieren

snappen

kapieren

doorhebben

ko·ˈpie·ren [koˈpiːrən] VERB trans

1. kopieren (Abzüge machen, pausen):

kopieren FOTO, FILM

kopiëren

2. kopieren (Doppel herstellen):

kopieren

fotokopiëren

cam·ˈpie·ren [kamˈpiːrən] VERB intr A CH

campieren → campen

Siehe auch: campen

ˈcam·pen [ˈkɛmpn̩] VERB intr (zelten)

campen

kamperen

kam·ˈpie·ren [kamˈpiːrən] VERB intr

kampieren

kamperen

kampieren

logeren

kre·ˈpie·ren [kreˈpiːrən] VERB intr

1. krepieren MILIT:

krepieren

exploderen

krepieren

(uiteen)springen

krepieren

ontploffen

2. krepieren vulg (zugrunde gehen):

krepieren

creperen

krepieren

verrekken