Übersetzungen für „steigerer“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈstei·gern² [ˈʃt͜aigɐn] VERB refl

1. steigern (seine Leistung verbessern):

steigern

groter [o. opgevoerd] worden

steigern

toenemen

steigern

stijgen

steigern

hoger worden

etw steigert sich ins Unerträgliche

iets neemt onverdraaglijke vormen aan

2. steigern (sich hineinsteigern):

steigern

steeds meer aangegrepen [o. meegesleept] worden

3. steigern SPORT (verbessern):

steigern

verbeteren

steigern

beter worden

ˈstei·nern [ˈʃt͜ainɐn] ADJ

steinern

stenen

steinern

van steen

steinern übtr a.

versteend

Ver·ˈwei·ge·rer (Ver·wei·ge·rin) <Verweigerers, Verweigerer> [fɛɐ̯ˈv͜aiɡərɐ] SUBST m (f) (Kriegsdienstverweigerer/-verweigerin)

Verweigerer (Ver·wei·ge·rin)

(dienst)weigeraar((dienst)weigeraarster) m (f)

ˈStei·ge·rung <Steigerung, Steigerungen> [ˈʃt͜aigərʊŋ] SUBST f

1. Steigerung:

Steigerung (Erhöhung)

stijging

Steigerung (Erhöhung)

verhoging

Steigerung (Verbesserung)

vermeerdering

Steigerung (Verbesserung)

opvoering

2. Steigerung LING:

Steigerung

comparatie

Steigerung

vorming der trappen van vergelijking

ˈSteig·ei·sen SUBST nt

Steigeisen (für Schuhe)

klimijzer nt

Steigeisen (an Mauern)

klimspoor