Übersetzungen für „zerlöchern“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

be·ˈrei·chern¹ [bəˈr͜aiçɐn] VERB trans

bereichern

verrijken

ver·ˈsi·chern² VERB refl

versichern

zich verzekeren van

versichern

zich vergewissen van

zer·ˈle·gen VERB trans

1. zerlegen (analysieren, auseinandernehmen) a. BIO:

zerlegen

uit elkaar nemen

zerlegen

demonteren

eine Zahl in Faktoren zerlegen MATH

een getal in factoren ontbinden

einen Satz zerlegen LING

een zin ontleden

2. zerlegen GASTRO:

zerlegen

in stukken snijden

zerlegen

trancheren

zer·ˈlas·sen VERB trans GASTRO

zerlassen

(laten) smelten

ˈsto·chern [ˈʃtɔxɐn] VERB intr

1. stochern:

stochern

peuteren

stochern

pulken

2. stochern:

stochern

poken

stochern

porren

ˈble·chern [ˈblɛçɐn] ADJ

1. blechern (aus Blech):

blechern

blikken

blechern

van blik

2. blechern (hohl klingend):

blechern

hol(klinkend)

blechern

metaalachtig

ˈräu·chern¹ [ˈr͜ɔyçɐn] VERB intr

räuchern

reukwerk branden

ˈzu·si·chern VERB trans

zusichern

beloven

zusichern

verzekeren

ˈan·rei·chern [ˈanr͜aiçɐn] VERB trans

1. anreichern (gehaltvoller machen):

anreichern

verrijken

anreichern

verbeteren

anreichern

vergroten

angereichertes Uran

verrijkt uranium

2. anreichern CHEM:

anreichern

op(een)hopen

anreichern

verzamelen

anreichern

opslaan

eine angereicherte Lösung

een geconcentreerde oplossing

ˈzwit·schern² [ˈ͜tsvɪ͜tʃɐn] VERB trans

einen zwitschern ugs

er eentje achteroverslaan

durch·ˈlö·chern [-ˈløːçɐn] VERB trans

1. durchlöchern:

durchlöchern

gaten maken in

durchlöchern

doorzeven

durchlöchern

perforeren

2. durchlöchern übtr:

durchlöchern

uithollen

durchlöchern

ondermijnen

Vorschriften durchlöchern

voorschriften uithollen

ver·ˈun·si·chern [fɛɐ̯ˈʔʊnzɪçɐn] VERB trans

verunsichern

onzeker maken

verunsichern

aan het twijfelen brengen

ver·ˈscha·chern [fɛɐ̯ˈʃaçɐn] VERB trans ugs

verschachern

versjacheren