Übersetzungen für „geef“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

geef [ɣef] SUBST m geen Pl

te geef (heel goedkoop)

spottbillig ugs

te geef (om niet)

umsonst

Beispielsätze für geef

geef acht!

stillgestanden!

te geef (om niet)

umsonst

geef mij er eentje

gib mir eine(n) [o. eins]

geef op je geld!

her mit dem Geld!

geef hem dat boek

gib ihm das Buch

geef mij enige dagen respijt

gib mir ein paar Tage Zeit

geef me wat geld/kaarten

gib mir etwas Geld/ein paar Karten

ik geef er geen bliksem om

das kümmert mich einen Dreck

geef mijn portie maar aan Fikkie übtr

ohne mich!

ik geef hem nog geen vijftig

ich schätze ihn auf unter fünfzig

zoveel geef ik er niet om

ich mache mir nicht so viel daraus

dat geef ik je op een briefje

das gebe ich dir schriftlich

bij nader inzien geef ik hem gelijk

bei näherer Betrachtung gebe ich ihm recht

daar liggen snoepjes, geef mij er eens een

da liegen Bonbons, gib mir mal einen

ik geef er de voorkeur aan, te wachten

ich ziehe es vor, zu warten

als je me nodig hebt, geef dan even een gil

wenn du mich brauchst, melde dich