Übersetzungen für „Meegesleept“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

drie·ge·streept [driɣəstrept] ADJ muz.

driegestreept

dreigestrichen

mee·ge·ven¹ <gaf mee, h. meegegeven> [meɣevə(n)] VERB trans (geven)

meegeven

mitgeben

iem een waarschuwing meegeven

jdm eine Warnung mit auf den Weg geben

ge·streept [ɣəstrept] ADJ

1. gestreept (met strepen):

gestreept

gestreift

2. gestreept muz.:

gestreept

gestrichen

op·ge·scheept [ɔpxəsxept] ADJ

met iem/iets opgescheept zijn [o. zitten]

jdn/etw am Hals [o. auf dem Hals] haben

mee·sle·pen <sleepte mee, h. meegesleept> [meslepə(n)] VERB trans

1. meeslepen:

meeslepen (achter zich aan slepen)

hinter sich Dat herziehen

meeslepen (achter zich aan slepen)

mitschleppen ugs

meeslepen (van een stroom)

mit sich fortreißen

2. meeslepen (meebrengen, meenemen):

meeslepen

mitnehmen

meeslepen

mitschleppen ugs

3. meeslepen (zijn lot doen delen):

meeslepen

mitreißen

meeslepen

(mit) hineinziehen

in het faillissement meeslepen

in den Konkurs reißen

4. meeslepen (iems wil, gevoel in een richting dwingen):

meeslepen

hinreißen

meeslepen

mitreißen

zich laten meeslepen

sich fortreißen lassen

zich laten meeslepen

sich mitreißen lassen

mee·sle·pend [meslepənt] ADJ

meeslepend

hinreißen

meeslepend

mitreißend

ge·schept [ɣəsxɛpt] ADJ

geschept

(hand)geschöpft

het geschept papier

das Bütten(papier)