Übersetzungen für „akkoord“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ak·koord¹ <akkoord|en> [ɑkort] SUBST nt

1. akkoord (overeenkomst):

akkoord

Übereinkommen nt

akkoord

Abkommen nt

het cultureel akkoord

das Kulturabkommen

een akkoord maken/aangaan

ein Übereinkommen treffen/erzielen

het op een akkoordje gooien ugs

sich arrangieren

een stilzwijgend akkoord

eine stillschweigende Übereinkunft

2. akkoord jur.:

akkoord

Vergleich m

een akkoord aanbieden jur.

einen Vergleich anbieten

3. akkoord muz.:

akkoord

Akkord m

een gebroken akkoord

ein gebrochener Akkord

ak·koord² [ɑkort] ADJ

akkoord

in Ordnung

akkoord

richtig

akkoord bevinden

einverstanden sein

de rekening is akkoord

die Rechnung stimmt [o. ist in Ordnung]

akkoord zijn [o. gaan] met iets

mit etw einverstanden sein

ak·koord³ [ɑkort] INTERJ

akkoord!

abgemacht!

Beispielsätze für akkoord

akkoord!

abgemacht!

akkoord bevinden

einverstanden sein

de rekening is akkoord

die Rechnung stimmt [o. ist in Ordnung]

een cultureel akkoord

ein Kulturabkommen

het cultureel akkoord

das Kulturabkommen

een akkoord maken/aangaan

ein Übereinkommen treffen/erzielen

een stilzwijgend akkoord

eine stillschweigende Übereinkunft

een akkoord aanbieden jur.

einen Vergleich anbieten

een gebroken akkoord

ein gebrochener Akkord

het gerechtelijk akkoord

der Prozessvergleich

een onderhands akkoord

ein gütlicher Vergleich

een akkoord omkeren muz.

einen Akkord umkehren

akkoord zijn [o. gaan] met iets

mit etw einverstanden sein