Niederländisch » Deutsch

asiel·zoe·ker <asielzoeker|s> [azilzukər] SUBST m

be·zoe·ker <bezoeker|s> [bəzukər] SUBST m

on·der·zoe·ker <onderzoeker|s> [ɔndərzukər] SUBST m

asiel·recht [azilrɛxt] SUBST nt geen Pl

vo·gel·kers [voɣəlkɛrs] SUBST f geen Pl

goud·zoe·ker <goudzoeker|s> [ɣɑutsukər] SUBST m

ca··be·zoe·ker <cafébezoeker|s> [kɑfebəzukər] SUBST m

ge·luk·zoe·ker <gelukzoeker|s> [ɣəlʏksukər] SUBST m

woord·zoe·ker <woordzoeker|s> SUBST m

art·sen·be·zoe·ker <artsenbezoeker|s> [ɑrtsə(n)bəzukər] SUBST m

be·zoe·ken <bezocht, h. bezocht> [bəzukə(n)] VERB trans

af·zoe·ken <zocht af, h. afgezocht> [ɑfsukə(n)] VERB trans

aan·zoe·ken <zocht aan, h. aangezocht> [anzukə(n)] VERB trans

ver·zoe·ken <verzocht, h. verzocht> [vərzukə(n)] VERB trans

2. verzoeken (uitnodigen):

3. verzoeken (beproeven):

versuchen form

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski