Übersetzungen für „bewijzen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·wij·zen <bewees, h. bewezen> [bəwɛizə(n)] VERB trans

1. bewijzen:

bewijzen (aantonen dat iets zo is)

beweisen

bewijzen (aantonen dat iets zo is)

nachweisen

bewijzen (aantonen dat iets zo is)

erweisen

bewijzen (d.m.v. een document)

belegen

een stelling bewijzen

eine These beweisen

2. bewijzen (betuigen, betonen):

bewijzen

erweisen

bewijzen

bezeugen

een dienst bewijzen

einen Dienst erweisen

moed bewijzen

Mut zeigen

Beispielsätze für bewijzen

ontoereikende bewijzen

unzureichende Beweise

solide bewijzen

solide [o. handfeste] Beweise Pl

harde bewijzen

schlagende Beweise Pl

tastbare bewijzen

greifbare Beweise Pl

moed bewijzen

Mut zeigen

iem een wederdienst bewijzen

sich bei jdm revanchieren ugs

iem een gunst bewijzen

jdm eine Gunst erweisen

een reeks van bewijzen

eine Beweiskette

wij hebben voldoende bewijzen

wir haben genügend Beweise

iets met bewijzen staven

Beweise für etw erbringen [o. anführen]

een stelling bewijzen

einen Lehrsatz beweisen

zijn identiteit bewijzen

sich ausweisen

een dienst bewijzen

einen Dienst erweisen

iets wetenschappelijk bewijzen

etw wissenschaftlich nachweisen

dat staat nog te bewijzen

das müsste erst noch bewiesen werden

iem de laatste eer bewijzen

jdm die letzte Ehre erweisen

onder de druk van de bewijzen

unter der Last der Beweise

waar blijf je nou met je bewijzen?

wo bleiben denn jetzt deine Beweise?

iem een goede/kwade dienst bewijzen

jdm einen guten/schlechten Dienst erweisen