Übersetzungen für „boos“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

boos <boze, bozer, boost> [bos] ADJ

1. boos (kwaad):

boos

böse

een boze blik op iem werpen

jdm einen bösen Blick zuwerfen

dat is uit den boze

das ist vom Übel

iem/zich boos maken

jdn/sich ärgern

zich boos maken om iets

sich über etw Akk entrüsten

boos worden op iem

sich über jdn erbosen [o. entrüsten]

boos op iem zijn

auf jdn böse sein

boos op iem zijn

(mit) jdm böse sein

2. boos (bars):

boos

böse

boos

erbost

boos

garstig

hij liep met een boze kop de deur uit

er lief mit einem bösen [o. zornigen] Gesichtsausdruck zur Tür hinaus

3. boos (kwaadwillig):

boos

böse

boos

boshaft

een boze lach

ein boshaftes [o. hämisches] Lachen

met boos opzet

in böser [o. boshafter] Absicht

boze plannen

boshafte(n) Pläne Pl

het was niet boos gemeend

es war nicht böse gemeint

4. boos (zedelijk verdorven):

boos

schlecht

boos

böse

5. boos (kwaadaardig):

boos

bösartig

een boze hond

ein bösartiger Hund

6. boos (onstuimig):

boos

schlimm

boos

böse

boos

garstig

boos weer

schlimme(s) [o. üble(s)] [o. garstige(s)] Wetter nt

7. boos (verderfelijk):

boos

böse

de boze gevolgen

die bösen [o. schlimmen] Folgen

8. boos (zorgvol):

boos

böse

boos

schlimm

Beispielsätze für boos

boos weer

schlimme(s) [o. üble(s)] [o. garstige(s)] Wetter nt

boos worden op iem

sich über jdn erbosen [o. entrüsten]

boos op iem zijn

auf jdn böse sein

bar en boos

grausam

iem/zich boos maken

jdn/sich ärgern

met boos opzet

in böser [o. boshafter] Absicht

zich boos maken om iets

sich über etw Akk entrüsten

het was niet boos gemeend

es war nicht böse gemeint

als je dat doet, word ik heel boos

wenn du das machst, werde ich sehr böse

hij is niet boos, hij is meer verdrietig

er ist nicht böse, er ist eher traurig