Übersetzungen für „directeur“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

di·rec·teur <directeur|en, directeur|s> [dirɛktør] SUBST m

directeur

Direktor m

algemeen directeur

Generaldirektor m

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

di·rec·teur-ge·ne·raal <directeuren-generaal, directeurs-generaal> [dirɛktørɣenəral] SUBST m

directeur-generaal

Generaldirektor m

directeur-generaal (afdeling van een ministerie)

Ministerialdirektor m

pre·si·dent-di·rec·teur <president-directeur|en> [prezidɛndirɛktør] SUBST m

president-directeur

Generaldirektor m

Beispielsätze für directeur

algemeen directeur

Generaldirektor m

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

meneer de directeur

Herr Direktor

de tegenwoordige directeur

der derzeitige Direktor

op uitnodiging van de directeur

auf Einladung des Direktors

de directeur en zijn naaste medewerkers

der Direktor und seine nächsten Mitarbeiter