Übersetzungen für „drinken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

drin·ken¹ [drɪŋkə(n)] SUBST nt geen Pl

drinken

Getränke Pl

drinken

Trank m form

het eten en drinken is er goed

die Verpflegung ist dort gut

drin·ken² <dronk, h. gedronken> [drɪŋkə(n)] VERB trans (tot zich nemen)

drinken

trinken

een dier te drinken geven

ein Tier tränken

die koffie is niet te drinken

der Kaffee ist ungenießbar

zich een roes drinken

sich Dat einen Rausch antrinken

iem onder de tafel drinken

jdn unter den Tisch trinken

wijn bij het eten drinken

zum Essen Wein trinken

Beispielsätze für drinken

schielijk drinken

hastig trinken

met lange teugen drinken

in langen Zügen trinken

overtollig eten en drinken

übermäßig essen und trinken

zonder eten of drinken

ohne Essen und Trinken

drinken van de wijn

vom Wein trinken

(op) iems gezondheid drinken

auf jds Wohl trinken

zich een roes drinken

sich Dat einen Rausch antrinken

maat houden met drinken

maßvoll trinken

iem te drinken geven

jdm zu trinken geben

een biertje drinken

ein (Gläschen) Bier trinken

stevig drinken/eten

tüchtig trinken/essen

bij het ontbijt koffie drinken

zum Frühstück Kaffee trinken

een dier te drinken geven

ein Tier tränken

wijn bij het eten drinken

zum Essen Wein trinken

iem overvloedig te drinken geven

jdm reichlich zu trinken geben

iem onder de tafel drinken

jdn unter den Tisch trinken

iems bloed (wel) kunnen drinken übtr

jdn in der Luft zerreißen können

die koffie is niet te drinken

der Kaffee ist ungenießbar

het eten en drinken is er goed

die Verpflegung ist dort gut