Übersetzungen für „euro“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

eu·ro <euro|'s> [øro] SUBST f

euro

Euro m

het briefje van 10 euro

der Zehneuroschein

dat is twee euro te veel

das sind zwei Euro zu viel

Übersetzungen für „euro“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈEu·ro <Euro(s), Euros, mit Ziffern pl: Euro> [ˈ͜ɔyro] SUBST m (Währungseinheit)

Euro

euro

Beispielsätze für euro

euro's potten

Euros sparen

€ 100,-, zegge honderd euro

100 €, in Worten: einhundert Euro

een euro aan centen

ein Euro in Cents

iem tien euro afzetten

jdm zehn Euro abluchsen

van 100 euro teruggeven

auf 100 Euro herausgeben

zich 10 euro verrekenen

sich um 10 Euro verrechnen

sigaren van drie euro

Zigarren zu drei Euro

een paar duizend euro

einige [o. ein paar] Tausend Euro

een dikke honderd euro

gute hundert Euro

een ellendige honderd euro

lumpige hundert Euro

vijf euro, inclusief btw

fünf Euro inklusive MwSt.

45 euro inclusief (bedieningsgeld)

45 Euro inklusive Bedienung

op drie euro na

bis auf drei Euro

drie euro stukslaan [o. inzetten]

drei Euro springen lassen ugs

dat is [o. kost] 15 euro

das macht 15 Euro ugs

voor (een) schamele [o. povere] 10 euro

für armselige 10 Euro

vanaf 20 euro

von 20 Euro aufwärts

maar 10 euro kosten

ganze 10 Euro kosten

laten we zeggen: 10 euro

sagen wir, 10 Euro