Übersetzungen für „gasprijs“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

los·prijs <los|prijzen> [lɔsprɛis] SUBST m

losprijs

Lösegeld nt

kost·prijs [kɔstprɛis] SUBST m geen Pl

1. kostprijs (het produceren):

kostprijs

Selbstkostenpreis m

iets tegen kostprijs verkopen

etw zum Selbstkostenpreis abgeben

2. kostprijs (het aankopen):

kostprijs

Selbstkostenpreis Pl

kostprijs

Gestehungskosten Pl

toe·gangs·prijs <toegangs|prijzen> [tuɣɑŋsprɛis] SUBST m

toegangsprijs

Eintrittspreis m

toegangsprijs

Eintrittsgeld nt

markt·prijs <markt|prijzen> [mɑrktprɛis] SUBST m

1. marktprijs (prijs op de markt):

marktprijs

Marktpreis m

2. marktprijs (prijs bij vrije verkoop):

marktprijs

Marktpreis m

van·af·prijs <vanaf|prijzen> SUBST m

vanafprijs

Mindestpreis m

vraag·prijs <vraag|prijzen> [vraxprɛis] SUBST m

vraagprijs

Angebotspreis m

koop·prijs <koop|prijzen> [koprɛis] SUBST m

koopprijs

Kaufpreis m

meer·prijs <meer|prijzen> [merprɛɪs] SUBST m

meerprijs

Mehrpreis m

meerprijs

Aufpreis m

tegen een meerprijs van

gegen einen Mehrpreis [o. Aufpreis] von

spot·prijs <spot|prijzen> [spɔtprɛis] SUBST m

spotprijs

Spottpreis m

spotprijs

Spottgeld nt

spotprijs (dumpprijs)

Schleuderpreis m

huur·prijs <huur|prijzen> [hyrprɛis] SUBST m

huurprijs

Mietpreis m

ad·vies·prijs <advies|prijzen> [ɑtfisprɛis] SUBST m

adviesprijs

Richtpreis m