Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „hebben“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

heb·ben1 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

heb·ben2 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VERB trans

hebben
iem als vriend hebben
es scheint, dass
het goed hebben
het druk hebben
het kwaad hebben
het eenzaam hebben
iems hele hebben en houden
hij kan niet veel hebben
het koud hebben
ik moet er niets van hebben (niets mee te maken hebben)
wat moet je (van me) hebben? abw
de tijd hebben
waar wil je me hebben? (zitten)
waar wil je me hebben? (staan)
we zullen hem hebben
het ergens van moeten hebben
het niet op iem hebben
het hebben over

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski