Übersetzungen für „markt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

markt <markt|en> [mɑrkt] SUBST f

markt

Markt m

het gat in de markt

die Marktlücke

goed in de markt liggen

marktgängig sein

goed in de markt liggen übtr

hoch im Kurs stehen

in de markt zijn voor iets übtr

Anwärter auf etw Akk sein

naar de markt gaan

zum Markt gehen

producten op de markt brengen

Produkte auf den Markt bringen

stijgende markt fin.

Haussemarkt m

dalende markt fin.

Baissemarkt m

iets uit de markt nemen

etw aus dem Handel ziehen

zichzelf uit de markt prijzen übtr (van mensen)

zu hohe Forderungen stellen

zichzelf uit de markt prijzen (van zaken)

zu teuer werden

van alle markten thuis zijn

in allen Sätteln gerecht sein

zwarte markt

Schwarzmarkt m

bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen Sprichw

≈ auf dem Markt lernt man die Leute besser kennen als im Tempel

Übersetzungen für „markt“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Markt <Markt(e)s, Märkte> [markt] SUBST m

Markt (Wochenmarkt)

markt

Markt WIRTSCH, FIN (Absatzgebiet)

afzetgebied nt

für diese Ware sind keine Käufer am Markt

voor dit product zijn geen kopers in de markt

auf den Markt gehen

naar de markt gaan

neue Märkte erschließen

nieuwe markten ontsluiten

der graue Markt

de inofficiële markt

der innere Markt

de binnenlandse markt

seine Haut zu Markte tragen

zijn hachje wagen

seine Haut zu Markte tragen ugs scherzh

de hoer spelen

seine Haut zu Markte tragen ugs scherzh

als stripteasedanseres optreden

Beispielsätze für markt

zwarte markt

Schwarzmarkt m

stijgende markt fin.

Haussemarkt m

dalende markt fin.

Baissemarkt m

over de markt rondscharrelen

über den Markt bummeln

naar de markt gaan

zum Markt gehen

de woensdagse markt

der Mittwochsmarkt

de markt veroveren übtr

den Markt erobern

een open markt

ein offener Markt

een afgaande markt

ein zurückgehender Markt

de zwarte markt

der Schwarzmarkt

de vrijdagse markt

der Freitagsmarkt

een verzadigde markt

ein gesättigter Markt

de dinsdagse markt

der Dienstagsmarkt

een weifelende markt

ein schwankender [o. unsicherer] Markt

een standplaats op de markt

ein Standplatz auf dem Markt

naar de markt gaan

auf den Markt gehen

de markt beheersen

den Markt kontrollieren

de inofficiële markt

der graue Markt

de binnenlandse markt

der innere Markt