Übersetzungen für „ministerie“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mi·nis·te·rie <ministerie|s> [minɪsteri] SUBST nt

ministerie

Ministerium nt

het ministerie van Binnenlandse/Buitenlandse Zaken

das Innen-/Außenministerium

het Openbaar Ministerie

die Staatsanwaltschaft

Beispielsätze für ministerie

het Openbaar Ministerie

die Staatsanwaltschaft

het ministerie van Sociale Zaken

das Ministerium für Arbeit und Soziales

ambtenaar bij het Openbaar Ministerie

Beamte(r) bei der Staatsanwaltschaft

het ministerie van Buitenlandse Zaken

das Auswärtige Amt

het ministerie van Binnenlandse Zaken

das Innenministerium

het Openbaar Ministerie eiste drie jaren

der Staatsanwalt beantragte drei Jahre

het ministerie van Verkeer en Waterstaat

das Ministerium für Verkehr und Wasserwirtschaft

het ministerie van Binnenlandse/Buitenlandse Zaken

das Innen-/Außenministerium

het ministerie van Onderwijs [o. Cultuur en Wetenschappen]

das Kultusministerium