Übersetzungen für „omgeving“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

om·ge·ving <omgeving|en> [ɔmɣevɪŋ] SUBST f

1. omgeving (personen):

omgeving

Umgebung f selten Pl

omgeving übtr

Umwelt f

in mijn omgeving

in meiner Umgebung

een vijandige omgeving

eine feindliche Umwelt

2. omgeving (omstreken):

omgeving

Umgebung f

omgeving

Umkreis m

omgeving

Umgegend f ugs

een landelijke omgeving

eine ländliche Umgebung

Beispielsätze für omgeving

in zijn naaste omgeving

in seiner näheren Umgebung

de nabije omgeving

die nähere Umgebung

in mijn omgeving

in meiner Umgebung

een vijandige omgeving

eine feindliche Umwelt

een landelijke omgeving

eine ländliche Umgebung

in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken

sich in einer neuen Umgebung einleben

hij past niet in deze omgeving

er passt nicht in diese Umgebung

het wennen aan een nieuwe omgeving

die Gewöhnung an eine neue Umgebung

hij voelt zich nog onwennig in zijn nieuwe omgeving

er fühlt sich in seiner neuen Umgebung noch nicht heimisch