Übersetzungen für „systeem“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

sys·teem <sy|stemen> [sistem] SUBST nt

1. systeem:

systeem (stelsel)

System nt

systeem (ordening)

Ordnung f

een economisch systeem

eine Wirtschaftsordnung

kritisch tegenover het systeem

systemkritisch

daar zit geen systeem in

darin steckt kein System

daar zit geen systeem in

das hat kein System

zonder enig systeem te werk gaan

völlig planlos [o. unsystematisch] vorgehen

2. systeem (geheel van computerprogramma's):

systeem

Betriebssystem nt

3. systeem (computersysteem):

systeem

Datenverarbeitungsanlage f

Beispielsätze für systeem

kritisch tegenover het systeem

systemkritisch

het periodiek systeem scheik.

das Periodensystem

een economisch systeem

eine Wirtschaftsordnung

het ecologisch systeem

das Ökosystem

daar zit geen systeem in

darin steckt kein System

zonder enig systeem te werk gaan

völlig planlos [o. unsystematisch] vorgehen

je moet je aan het systeem onderwerpen

du musst dich dem System unterordnen