Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „eenmaal“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

een·maal [emal] ADV

1. eenmaal (één keer):

eenmaal
wij leven maar eenmaal
eenmaal is geen maal

2. eenmaal (ooit, eens):

eenmaal
als het eenmaal zover komt

3. eenmaal (niets aan te veranderen):

eenmaal
dat is nu eenmaal zo
das ist eben [o. nun mal] so
ik ben nu eenmaal zo
ik ben nu eenmaal zo

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski