Übersetzungen für „erg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

erg¹ [ɛrx] SUBST nt geen Pl

1. erg (argwaan):

erg

Verdacht m

erg

Misstrauen nt

erg

Argwohn m

geen erg in iets hebben (in verzwakte opvatting)

ahnungslos [o. arglos] sein

hij werd voortdurend bedrogen zonder er erg in te hebben

nichts ahnend, wurde er dauernd betrogen

voordat ik er erg in had, …

ehe ich mich's versah, …

2. erg (opzet):

erg

Absicht f

erg

Vorsatz m

ik zei het zonder er erg in te hebben

ich sagte es ohne böse Absicht

erg² [ɛrx] SUBST m geen Pl nat.

erg (eenheid van arbeid)

Erg nt

erg³ <erge, erger, ergst> [ɛrx] ADJ

1. erg (onaangenaam):

erg

schlimm

in het ergste geval

schlimmstenfalls

het ergste hebben we gehad

das Schlimmste haben wir hinter uns

zo erg is het niet

es ist halb so schlimm

dat is niet erg [o. hoor]

das ist nicht so schlimm

2. erg (te betreuren):

erg

schlimm

iets erg vinden

etw schlimm finden

3. erg (slecht, schandelijk):

erg

schlimm

erg

schlecht

het te erg maken

es zu bunt treiben

het wordt van kwaad tot erger

es wird immer schlimmer

4. erg (hevig):

erg

schlimm

erge honger hebben

großen Hunger haben

5. erg (zorgelijk):

erg

schlimm

erg

schlecht

er erg aan toe zijn

schlimm dran sein

de toestand van de patiënt is weer erger geworden

der Zustand des Patienten hat sich wieder verschlechtert

erg⁴ [ɛrx] ADV (zeer)

erg

sehr

het staat u erg lelijk

es steht Ihnen überhaupt nicht

niet erg waarschijnlijk

nicht sehr wahrscheinlich

Beispielsätze für erg

erg interessant

hochinteressant

hij was erg geprikkeld

er war sehr gereizt

die stof pluist erg

dieser Stoff fusselt sehr

hij kan erg uitpakken

er kann sehr ausfallend werden

ze is erg afgeslankt

sie hat stark abgenommen

een erg knap(pe) schrijver

ein hervorragender Schriftsteller

het te erg maken

es zu bunt treiben

hij is erg geschrokken

er ist sehr erschrocken

erg geheimzinnig doen

sehr geheimnisvoll tun

niet erg waarschijnlijk

nicht sehr wahrscheinlich

iets erg vinden

etw schlimm finden

erg/vreemd/gek genoeg

dummerweise/merkwürdigerweise/sonderbarerweise

mijn moeder is erg verbrand (door de zon)

meine Mutter hat einen starken Sonnenbrand

het gesprek vlotte niet erg

das Gespräch kam nicht in Fluss

het was er erg druk

dort herrschte (ein) reger Betrieb

erg nonchalant met iets omspringen

sehr nachlässig mit etw umgehen

het staat u erg lelijk

es steht Ihnen überhaupt nicht

dat was niet erg complimenteus

das war nicht sehr schmeichelhaft

hij is erg aardig, hoor!

er ist wirklich sehr nett!