Übersetzungen für „hoge“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ho·ge <hoge|n> [hoɣə] SUBST m

1. hoge (duikplank):

hoge

hohe(s) Sprungbrett nt

2. hoge (gewichtig persoon):

hoge

hohe(s) Tier nt

Beispielsätze für hoge

hoge conjunctuur

Hochkonjunktur f

hoge venen

Hochmoore Pl

hoge autoriteit

entscheidende Instanz f

een hoge borst zetten

sich in die Brust werfen

de hoge salarissen aftoppen übtr

die hohen Gehälter kürzen

vanwege de hoge prijzen

wegen der hohen Preise

een hoge staat bekleden

ein hohes Amt innehaben [o. bekleiden]

een hoge vlucht nemen

einen mächtigen Aufschwung nehmen

er waren hoge golven

es gab hohe Wellen

met (een) hoge rente

hochverzinslich

schoenen met hoge hakken

Stöckelschuhe Pl

een hoge rug (op)zetten

einen Buckel machen

een hoge ouderdom bereiken

ein hohes Alter erreichen

op hoge leeftijd

im hohen Alter

een hoge/welkome gast

ein hoher/willkommener Gast

een hoge stoep

eine hohe Eingangstreppe

een hoge berg

ein hoher Berg

bij hoge uitzondering

nur ausnahmsweise