Niederländisch » Deutsch

kwij·ting <kwijting|en> [kwɛɪtɪŋ] SUBST f

recht·door [rɛxtdor] ADV

1. rechtdoor (in rechte richting vooruit):

2. rechtdoor (rechtstreeks):

kwijt [kwɛit] ADJ

2. kwijt (het wegschenken, verkopen):

los

hier·door [hirdor] ADV

waar·door [wardor] ADV

1. waardoor (vragend):

kwij·ten <kweet zich, h. zich gekweten> [kwɛitə(n)] VERB wk ww

kwijten zich kwijten (vervullen):

kwijt·ra·ken <raakte kwijt, i. kwijtgeraakt> [kwɛitrakə(n)] VERB trans

3. kwijtraken (als afvalstof lozen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski