Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „regen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

re·gen1 <regen|s> [reɣə(n)] SUBST m

1. regen (neerslag):

regen ook übtr
Regen m
bij [o. door ]/in regen en wind
een regen van kogels übtr
van de regen in de drup komen übtr
zure regen
saure(r) Regen m
na regen komt zonneschijn Sprichw

2. regen (bui):

regen
Regen m
regen
aanhoudende regen
we krijgen regen

re·gen2 VERB

regen 3. Pers Pl Imperf van rijgen

Siehe auch: rijgen

rij·gen <reeg, h. geregen> [rɛiɣə(n)] VERB trans

2. rijgen (naaien):

3. rijgen (met een snoer vastmaken):

4. rijgen (een band door een schuif trekken):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski