Übersetzungen für „afkeuren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

af·keu·ren <keurde af, h. afgekeurd> [ɑfkørə(n)] VERB trans

1. afkeuren:

afkeuren (ongeschikt verklaren: huis)

für unbewohnbar erklären

afkeuren (ongeschikt verklaren: munten)

für ungültig erklären

afkeuren (ongeschikt verklaren: reclameren)

beanstanden

afkeuren (ongeschikt verklaren: waren)

aussortieren

afkeuren (ongeschikt verklaren: terrein) SPORT

für unbespielbar erklären

afkeuren scheepv.

für seeuntüchtig erklären

afkeuren (ongeschikt verklaren: vee)

ausmerzen

afkeuren (ongeschikt verklaren: vlees, levensmiddelen)

für untauglich erklären

afkeuren gesch.

für dienstuntauglich erklären

afgekeurd vlees

für den menschlichen Genuss ungeeignetes Fleisch

2. afkeuren (veroordelen):

afkeuren

missbilligen

dat is af te keuren

das ist tadelnswert

een uitdrukking afkeuren

einen Ausdruck missbilligen

Beispielsätze für afkeuren

een uitdrukking afkeuren

einen Ausdruck missbilligen