Übersetzungen für „afslag“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

af·slag <afslag|en> [ɑfslɑx] SUBST m

1. afslag:

afslag (afrit)

Abzweigung f

afslag (autosnelweg)

Ausfahrt f

de afslag naar de Van Brienenoordbrug

die Abzweigung zur Van-Brienenoord-Brücke

2. afslag:

afslag (vermindering)

Herabsetzung f

afslag (van prijs)

Senkung f

3. afslag (openbare verkoping):

afslag

Abschlag m

bij afslag veilen

im Abschlag versteigern

4. afslag (verkoopplaats):

afslag

Versteigerung f

afslag

Auktion f

naar de afslag gaan

zur Auktion gehen

5. afslag (het wegspoelen):

afslag

Abbruch m

Beispielsätze für afslag

naar de afslag gaan

zur Auktion gehen

bij afslag veilen

im Abschlag versteigern

we pakken de volgende afslag

wir nehmen die nächste Ausfahrt

de afslag naar de Van Brienenoordbrug

die Abzweigung zur Van-Brienenoord-Brücke