Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „opknappen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

op·knap·pen1 <knapte op, h. opgeknapt> [ɔpknɑpə(n)] VERB trans

1. opknappen:

opknappen (reinigen: persoon)
opknappen (reinigen: persoon)
opknappen (van kleren)
opknappen (ruimte)

2. opknappen (ten uitvoer brengen):

opknappen
opknappen
het vuile werk opknappen
een zaakje opknappen

3. opknappen techn.:

opknappen (een opknapbeurt geven)
opknappen (een opknapbeurt geven)
opknappen (een opknapbeurt geven)
opknappen (huis ook)

op·knap·pen2 <knapte zich op, h. zich opgeknapt> [ɔpknɑpə(n)] VERB wk ww

opknappen zich opknappen (zich opfrissen):

opknappen

op·knap·pen3 <knapte op, i. opgeknapt> [ɔpknɑpə(n)] VERB intr

Beispielsätze für opknappen

het vuile werk opknappen
een (vervelend) karweitje opknappen
een zaakje opknappen

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski