Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „zetten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

zet·ten <zette, h. gezet> [zɛtə(n)] VERB trans

1. zetten (doen zitten):

zetten

3. zetten (bepalen):

zetten
zijn zinnen zetten op iets

4. zetten (aannemen):

zetten
een hoge borst zetten

5. zetten (thee, koffie bereiden):

zetten

6. zetten (met kracht beginnen):

zetten
alles op alles zetten (alles op het spel zetten)
het op een lopen zetten

7. zetten (opwekken):

zetten
iem aan het werk zetten
jdn einspannen übtr
iets in gang zetten

8. zetten:

zetten (ledematen uit de kom)
zetten (gebroken ledematen)
zetten (val)

9. zetten:

zetten (zijn vaste vorm krijgen)
zetten (vrucht)

10. zetten druk.:

zetten

11. zetten (arrangeren):

zetten
op muziek zetten

12. zetten (verwedden):

zetten
alles op één kaart zetten
iem iets betaald zetten

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski