Übersetzungen für „ziekte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ziek·te <ziekte|n, ziekte|s> [ziktə] SUBST f

ziekte

Krankheit f

een besmettelijke/slepende ziekte

eine ansteckende/schleichende Krankheit

de ziekte van Pfeiffer

das Pfeiffer-Drüsenfieber

wegens ziekte

krankheitshalber

ergens de ziekte over inhebben übtr

sich maßlos über etw Akk ärgern

Beispielsätze für ziekte

wegens ziekte

krankheitshalber

ziekte voorwenden (als smoes)

Krankheit vorschützen

deze ziekte is erfelijk

diese Krankheit ist erblich

sterven aan een ziekte

an einer Krankheit sterben

de ziekte van Pfeiffer

das Pfeiffer-Drüsenfieber

aan een ziekte bezwijken

einer Krankheit Dat erliegen

een gemene ziekte

eine tückische Krankheit

een voorgewende ziekte

eine vorgeschützte Krankheit

wegens ziekte gesloten

wegen Krankheit geschlossen

een besmettelijke/slepende ziekte

eine ansteckende/schleichende Krankheit

een ernstige ziekte

eine ernste [o. ernsthafte] Krankheit

de Engelse ziekte med.

Rachitis f

een langdurige ziekte

eine langwierige Krankheit

een slopende ziekte

eine zehrende Krankheit

de vallende ziekte

die Epilepsie

een besmettelijke ziekte

eine ansteckende Krankheit

door ziekte verhinderd

wegen Krankheit verhindert