Übersetzungen für „baard“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

baard <baard|en> [bart] SUBST m

1. baard (gezichtshaar):

baard

Bart m

de baard in de keel krijgen übtr

im Stimmbruch sein

zijn baard laten staan

sich Dat einen Bart wachsen [o. stehen] lassen

een zware baard hebben

einen starken Bartwuchs haben

2. baard biol.:

baard

Bart m

3. baard plantk.:

baard

Granne f

4. baard (sleutel):

baard

Bart m

5. baard (oneffenheid):

baard

Grat m

Beispielsätze für baard

in zijn baard brommen

in seinen Bart murmeln [o. brummen]

zijn baard laten punten

≈ sich Dat den Bart stutzen lassen

zijn baard laten groeien

sich Dat einen Bart wachsen lassen

een zware baard hebben

einen starken Bartwuchs haben

een woeste baard

ein wüster Bart

een ruige baard

ein Strubbelbart

een stekelige baard

ein struppiger Bart

een stekende baard

ein stacheliger Bart

een ruwe baard

ein borstiger Bart

zijn baard laten staan

sich Dat einen Bart wachsen [o. stehen] lassen

zijn baard scheren

sich Dat den Bart rasieren

de baard in de keel krijgen übtr

im Stimmbruch sein