Niederländisch » Deutsch

der·de1 <derde|n> [dɛrdə] SUBST f (buitenstaander)

der·de2 [dɛrdə] ADJ

derde
een derde deel
een derde

der·de3 [dɛrdə] NUM

derde
dritte(r) m
derde
dritte f
derde
dritte(s) nt
Karel de Derde
Karel de Derde
op de derde van de maand
op de derde plaats
het derde Rijk
ten derde
hij werd derde
de derde wereld

der·de deel [dɛrdədel] SUBST nt geen Pl

derde deel
Drittel nt

der·de macht [dɛrdəmɑxt] SUBST f geen Pl

derde macht
derde macht (getal)

der·de we·reld [dɛrdəwerəlt] SUBST f geen Pl

derde wereld

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski