Übersetzungen für „dwars“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

dwars <dwarse, dwarser, meest dwars> [dwɑrs] ADJ

1. dwars (richting):

dwars ook übtr

quer

het ging dwars door mij heen

es durchschauerte mich

ergens dwars doorheen gaan

etw durchqueren

dwars tegen iets ingaan

entschieden gegen etw angehen

2. dwars (scheef, onregelmatig):

dwars

quer

dwars

schräg

3. dwars (onhandelbaar):

dwars

querköpfig

een dwars karakter

ein Querkopf

Beispielsätze für dwars

dwars door alles heen

(quer) durch alles hindurch

ergens dwars doorheen gaan

etw durchqueren

dwars tegen iets ingaan

entschieden gegen etw angehen

dubbel en dwars

doppelt und dreifach

een dwars karakter

ein Querkopf

iem de voet dwars zetten übtr

sich jdm in den Weg stellen

het ging dwars door mij heen

es durchschauerte mich