Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „gezellig“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·zel·lig <gezellige, gezelliger, gezelligst> [ɣəzɛləx] ADJ

1. gezellig (omgang aangenaam makend):

gezellig
wij zaten gezellig bij elkaar

2. gezellig (aangenaam voor het verblijf):

gezellig
gezellig
een gezellig vuur

3. gezellig (aardig, vlot):

gezellig
gezellig
een gezellig boek

4. gezellig (neiging hebbend om met anderen te verkeren):

gezellig
de mens is een gezellig dier
dat kan nog gezellig worden iron

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski