Übersetzungen für „inhouden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·hou·den¹ <hield in, h. ingehouden> [ɪnhɑudə(n)] VERB trans

1. inhouden (bedwingen, beheersen):

inhouden

anhalten

inhouden

zurückhalten

inhouden

verhalten form

de adem/zijn tranen inhouden

den Atem anhalten/seine Tränen zurückhalten

ik kon mijn lachen niet inhouden

ich konnte mir das Lachen nicht verbeißen

op ingehouden toon

in verhaltenem Ton

zijn vaart inhouden

seine Geschwindigkeit herabsetzen

2. inhouden (niet uitbetalen, innemen):

inhouden

einbehalten

inhouden

zurückbehalten

een percentage van het loon inhouden

einen Prozentsatz des Lohnes einbehalten

3. inhouden (bevatten):

inhouden

enthalten

inhouden

fassen

4. inhouden form (behelzen):

inhouden

beinhalten

ik wist wat de brief inhield

ich wusste, was der Brief beinhaltete

5. inhouden (ingetrokken houden):

inhouden

einziehen

zijn buik inhouden

den Bauch einziehen

in·hou·den² <hield zich in, h. zich ingehouden> [ɪnhɑudə(n)] VERB wk ww

inhouden zich inhouden (zich bedwingen):

inhouden

sich zurückhalten

ik heb me maar ingehouden

ich habe mich zurückgehalten

Beispielsätze für inhouden

de pas inhouden

innehalten

zijn loop inhouden

seinen Schritt verlangsamen

zijn vaart inhouden

seine Geschwindigkeit herabsetzen

zijn buik inhouden

den Bauch einziehen

zijn adem inhouden ook übtr

den Atem [o. die Luft] anhalten

zijn lachen inhouden

sich Dat das Lachen verbeißen [o. verkneifen]

de adem/zijn tranen inhouden

den Atem anhalten/seine Tränen zurückhalten

ik kon mijn lachen niet inhouden

ich konnte mir das Lachen nicht verbeißen

een percentage van het loon inhouden

einen Prozentsatz des Lohnes einbehalten